‘Wat iedereen over drugs zou moeten weten’: SIRE brochure uit 1980

De Stichting Ideële Reclame (SIRE), die dezer dagen haar vijftigjarig bestaan viert, publiceerde in 1980 de brochure ‘Wat iedereen over drugs zou moeten weten’. De tekst is nog steeds van een zeldzame helderheid en nuchterheid, maar was tot nu toe niet op internet beschikbaar. Daarom publiceren we de volledige tekst en een aantal scans van de originele brochure op de VOC website.

Omslag van de SIRE brochure uit 1980

Op de SIRE website lezen we over de drugscampagne:
‘De Federatie van Instellingen voor Alcohol en Drugs (FZA) benaderde SIRE al in 1976 met het verzoek een campagne over drugs te organiseren. Hoewel FHV/BBDO al in 1978 de eerste voorstellen ontwikkelde, duurde het nog tot 1980 voor de campagne van start ging.’ Hieronder de volledige tekst van de brochure ‘Wat iedereen over drugs zou moeten weten’:

WAT IEDEREEN OVER DRUGS ZOU MOETEN WETEN

Veel mensen zijn bang voor drugs. Dat is jammer. Want die angst voor het onbekende (dat is het namelijk vaak) laat weinig ruimte voor gezond verstand. Maar des te meer voor paniekerige reacties. En dat maakt het denken en praten over drugs extra moeilijk. Misschien zelfs wel hopeloos.
De beste manier om angst voor drugs te verdrijven, is zoveel mogelijk aan de weet komen. Over drugs zelf. Over de mensen die ze gebruiken. Over de redenen waarom mensen drugs gebruiken. En wat je wel of niet aan druggebruik kunt doen. Om het te verminderen. Te verhinderen. Of met het bestaan ervan te leren leven.
Er is veel over drugs, druggebruik en druggebruikers geschreven. Van simpele pamfletjes tot dikke, ingewikkelde boeken toe. Dit boekje kan dan ook onmogelijk compleet zijn. Maar wie het uit heeft, weet genoeg om weer een stapje verder te kunnen. Zonder angst, mét gezond verstand.

WAT ZIJN DRUGS?
Drugs zijn stoffen die ons helpen de werkelijkheid te ontvluchten. Ze kunnen zorgen dat we ons beter voelen. Ze kunnen ons meer zelfvertrouwen geven. En ze kunnen ons helpen om ons lichaam op een bepaalde manier te beïnvloeden.
Dat zijn allemaal heel belangrijke dingen voor een mens. Zó belangrijk, dat we die drugs soms niet meer willen missen.
Dat kan uitlopen op geestelijke en/of lichamelijke afhankelijkheid. En het kan ook zover komen, dat het lichaam op een zeer onaangename manier gaat protesteren, als het de drugs niet meer krijgt waarop het zich na verloop van tijd heeft ingesteld.
Kijken we wat er zoal aan drugs is, dan komen we voor twee verrassingen te staan. Er zijn veel meer drugs dan we denken. En er worden al duizenden jaren drugs gebruikt. Thee is een drug. Koffie is een drug. Tabak is een drug. Alcohol is een drug. Valium is een drug. En de meeste slaapmiddelen zijn drugs. Het zijn de drugs waar we niet zo bang voor zijn. Omdat onze samenleving ze min of meer accepteert.
Daarnaast heb je alle drugs waar we wél angstig tegenover staan. Marihuana, hash, opium, cocaïne en wat niet al. De lijst is lang, de namen zijn vaak zeer uitheems.

Advertentie van de SIRE campagne voor print media

We zijn bang voor die drugs, omdat we er niet dagelijks mee te maken hebben. We weten niet precies wat ze doen. En bovendien brengen de krant, de weekbladen, detective-romans en de televisie ze vaak in verband met misdaad.
We stellen het zo maar even, omdat we natuurlijk wél precies moeten weten waarover we het hebben. Het zit er dik in, dat een geaccepteerde drug als koffie bij meer mensen problemen veroorzaakt dan heroïne. En van alcohol weten we dat zelfs zeker. “Drank. Makkelijk teveel. Moeilijk terug.” Is een heel bekende. U kunt hem aanvragen op het adres Pr. Bernhardplein 171, 1097, BL Amsterdam.

WIE GEBRUIKEN DRUGS?
Drugs worden gebruikt door iedereen die daar behoefte aan heeft. Die behoefte kan heel verschillende oorzaken hebben.
Wie jong is, en nog bezig de wereld te ontdekken, experimenteert. Met sigaretten, met drank en tegenwoordig ook wel met marihuana en hash. Onder meer ‘wiet’ en ‘stuff’ genoemd.
Wie moeite heeft om door zijn omgeving geaccepteerd te worden, denkt daar vaak met drugs iets aan te kunnen doen. Met een sigaret kun je gemakkelijker een houding geven. Alcohol neemt bepaalde remmingen weg. En wie bij een bepaalde ‘scene’ wil horen, kan dat doen door zich de daar heersende drugrituelen eigen te maken.
Dan zijn er ook mensen die tijd tekort denken te komen, en die dus maar koffie en peppillen om nachten door te kunnen halen.
Er zijn mensen die zich vervelen en naar ‘kicks’ zoeken. Er zijn mensen die zich door de wereld verwaarloosd voelen. En die uit zijn op troost, een bezigheid of erkenning. Maar heel soms ook op zelfvernietiging.
Daarnaast is er nog iedereen die niet slapen kan, die zich vaak neerslachtig voelt, en die last heeft van nervositeit.
Het komt ook voor dat, dat mensen hun druggebruik heel positief beleven: drugs kunnen aangenaam bijdragen aan de feestvreugde, bij sommige mensen verdiepen ze religieuze belevingen, en menigeen ervaart een gunstig effect op zijn creatieve vermogens.
Met andere woorden: heel veel oorzaken kunnen tot druggebruik leiden. En er zijn heel veel mensen die drugs gebruiken. Al is het maar om gewoon mee te doen.
Op Cyprus zijn aanwijzingen gevonden dat er 1300 jaar vóór Christus al opium werd gebruikt. Het is dus niet alleen, dat we het bestaan van drugs maar hebben te accepteren: drugs zijn ook bepaald geen verschijnsel van de laatste twintig jaar.

Advertentie van de SIRE campagne voor print media

HOE GEMAKKELIJK RAAK JE AAN DE DRUGS?
Zonder dat we er bij stilstaan, raken we aan de koffie, de tabak, de alcohol en de medicijnen. Iedereen doet het, en we doen gewoon mee. Er is een beslissing voor nodig, om dat niet te doen. Bij de andere drugs is er vaak een beslissing voor nodig om er wel aan mee te doen. Want die andere drugs zijn verboden. En een aantal ervan wordt beschouwd als ronduit gevaarlijk. Afgezien van het meer of minder bewust experimenteren op jonge leeftijd, is het risico dat iemand nietsvermoedend aan de drugs raakt niet zo groot. Wel is het zo, dat ‘meedoen aan de mode’ de drempel wat kan verlagen.
En zit je met problemen waar je geen oplossing voor weet, dan heb je met die drempel óók aanzienlijk minder moeite: de drugs helpen er aan mee om de problemen te verdoezelen.
In zo’n geval houd je drugsgebruik ook langer vol, al helpt het geen zier bij het echt oplossen van die problemen.
Waarmee we een antwoord hebben gegeven op een angstige vraag waar veel ouders mee zitten: hoe groot is de kans dat mijn zoon of dochter aan de drugs kapot gaat?
De kans dat er geen ongelukken gebeuren is groter, als het gezin een beetje evenwichtig in elkaar zit. En als zoon of dochter geen abnormale problemen hebben. Het zal dan hooguit blijven bij wat tijdelijk experimenteren met marihuana of hash. En dat was dan dat.
Zouden we sommige kranten moeten geloven, dan worden de scholen bestookt door louche figuren die kinderen aan de drugs proberen te krijgen. In Nederland komt dat echter niet voor. Bovendien moet je ook de zeer verslavende drugs vrij lang en regelmatig gebruiken vóór je er aan vast zit.
Er komt dus wat bij kijken om een ‘junk’ te worden.
De cijfers wijzen dat ook wel uit. Het aantal ernstig aan drugs verslaafden blijft vrij constant, en loopt hier en daar zelfs terug. Bovendien is dat aantal veel minder groot dan veel mensen (‘geholpen’ door hun krant) denken.
Als we nagaan, hoeveel mensen in de zestiger en begin zeventiger jaren met marihuana en hash in de weer zijn geweest, dan kunnen we nu dus een paar conclusies trekken:
Gebruik van soft drugs leidt kennelijk niet tot het gebruik van hard drugs. En zeker met het gebruik van soft drugs blijk je zó weer op te kunnen houden. Wat hard drugs en soft drugs zijn, daarover gaat het volgende hoofdstuk.

SOFT DRUGS EN HARD DRUGS.
Een drug doet iets voor je. Dus je neemt die drug als je daar behoefte aan hebt. Nu kan het zijn dat je, al gebruikend, ongemerkt een grens overschrijdt. Je voelt je eigenlijk niet meer happy zónder die drug. Je zou nog wel zonder kunnen, maar je wilt dat liever niet. Blijft het daarbij, dan is het een soft drug.
Blijft het daar niet bij, dan hebben we met andere drugs te maken. Drugs die een bijzonder effect hebben op je lichaam. Omdat het lichaam aan bepaalde porties gewend raakt, heeft de gebruiker steeds meer van diezelfde drug nodig om hetzelfde effect te voelen. Omdat het lichaam zich na langdurig gebruik op een regelmatige dosis in gaat stellen, protesteert het lichaam ook hevig als die dosis op een gegeven moment uitblijft.
En dat protest is alleen maar tot bedaren te brengen met de betreffende drug. Of eentje die er op lijkt.
De lichamelijke verschijnselen bij ‘onthouding’ kunnen zó hevig zijn, dat de gebruiker er alles voor heeft om aan zijn drug te komen. Zoals list en bedrog. Maar ook diefstal, inbraak, roof en prostitutie.
Drugs die tot een dergelijke dwingende lichamelijke verslaving leiden, vallen onder de hard drugs.
Lang niet alle hard drugs hebben overigens hetzelfde verslavende effect. Met sommige kun je gemakkelijker weer ophouden dan andere. Onder meer omdat sommige minder erge onthoudingsverschijnselen geven dan andere.
De wet is (als het goed is) een afspiegeling van wat onder de mensen leeft. Wat drugs betreft, blijkt dat de wet meer rekening houdt met opinies dan met medische feiten. Een hard drug als heroïne is wel verboden, maar een hard drug als alcohol niet. En een soft drug als marihuana is wel verboden, maar een hardere drug als tabak niet.
Dat is verwarrend. En het maakt verstandig oordelen zo moeilijk. Overigens: zeker als het om drugs gaat, plegen verboden bitter weinig te helpen. Vaak wakkeren ze de belangstelling alleen maar aan. Het argument dat een drug verboden is kan een aspirant-gebruiker misschien nog op zijn schreden doen terugkeren, op de gemiddelde ‘bestaande’ gebruiker maakt het geen enkele indruk.
Waarom is het nuttig om onderscheid te maken tussen hard drugs en soft drugs? Om geen verschillende dingen op één hoop te vegen. Om precies te weten waar je wél en waar je niet zo bang voor hoeft te zijn. En om duidelijk te maken dat het om verschillende stoffen, verschillende soorten gebruikers en verschillende soorten van gebruik gaat.

VAN KWAAD TOT ERGER?
Veel mensen zijn er nog steeds van overtuigd, dat het eerste marihuana-sigaretje (‘stickie’, ook wel ‘joint’ en in bepaalde kringen ‘reefer’) het begin is van een onafwendbaar en ellendig einde: verslaving aan hard drugs. Met de goot, de gevangenis of de dood als slot. Daar is geen enkele vorm van bewijs voor.
Het gebruik van soft drugs leidt niet onvermijdelijk tot het overstapje naar hard drugs. Soft drugs hebben geen lichamelijk verslavend effect. Dus het lichaam kan zonder. En vraagt niet steeds om méér. Bovendien vragen hard drugs om een heel andere mentaliteit en een heel andere situatie van de gebruiker.
Maar, zegt u misschien, hard drug-gebruikers zijn toch ooit wel eens met marihuana en hash begonnen? Dat zal in bepaalde gevallen best zo zijn. Maar het is geen kwestie van oorzaak en gevolg. Alle alcoholisten zijn ooit met melk begonnen. Maar niet alle melkdrinkers zijn alcoholisten geworden. Zo zit het ongeveer.
Dat is dus een angst minder. Ouders die ontdekken dat hun kinderen met stickies in de weer zijn, kunnen daar rustig en met overleg op reageren. Het is misschien niet zo gezond en bij de wet verboden (overtreding), maar er is geen reden tot paniek.
Er is overigens nog iets. Verreweg de meeste soft drugs-gebruikers hebben geen flauw idee hoe ze aan hard drugs zouden moeten komen. Ze hebben de contacten niet. En ze kennen het milieu niet. En zouden ze het wél kennen, dan zouden ze zich er niet in thuisvoelen.

WAAR HET ALLEMAAL VANDAAN KOMT.
Op koffie, alcohol en tabak staan merken.
En medicijnen komen uit de apotheek. Zodat u meestal wel weet wie het maakt.
Bij de verboden drugs is dat uiteraard niet het geval. Die worden met veel risico het land binnengesmokkeld en dan via een heel netwerk van grotere en kleinere dealers over de gebruikers verspreid. Het nemen van risico loont zeer de moeite. Want de winsten zijn enorm.
Hennep is weinig meer dan onkruid. Maar als uit de blaadjes ervan met weinig moeite marihuana wordt gemaakt, moet de uiteindelijke verbruiker daarvan toch al gauw een paar gulden per gram betalen. En hash, gemaakt van de hars van diezelfde hennepplant, kost zomaar het dubbele. Marihuana en hash zouden misschien veel duurder zijn, als ze verslavend werkten. De verbruiker zou dan immers met geen mogelijkheid zonder kunnen. Zodat de verkoper in feite kan vragen wat hij wil. Heroïne is daar een goed voorbeeld van.
Het wordt uit de Papaverbol gemaakt, en kost op de plaats van herkomst (meestal Zuid-Oost Azië of Turkije) vrij weinig. De aan heroïne verslaafde gebruiker heeft echter aan honderden guldens per dag nauwelijks genoeg om aan de nodige doses te komen.
De ‘import’ van met name hard drugs is volledig in handen van de georganiseerde misdaad. Die is er alles aan gelegen om deze winstgevende handel in stand te houden.
De doorverkoop van de drugs laten ze grotendeels over aan gebruikers. Die kennen de markt, het produkt, en de waarde van het produkt als geen ander. Bovendien zijn ze eenvoudig te manipuleren. Omdat ze zelf verslaafd zijn.
Bij de soft drugs ligt het wat minder grimmig.
Maar illegaal blijft het.

DE RISICO’S.
Achter in deze brochure is een overzicht opgenomen van de meest voorkomende drugs. Aan gebruik van die drugs zijn bepaalde risico’s verbonden.
Soft drugs, zoals marihuana en hash, kunnen een averechts effect hebben als ze op het verkeerde moment worden gebruikt. Ze hebben namelijk de eigenschap, om de bij de gebruiker aanwezige stemming verder te versterken. De mate waarin dit zal gebeuren is (zeker voor de onervaren gebruiker) moeilijk vooraf te bepalen. Zodat het kan gebeuren dat een neerslachtige stemming op zeer onaangename wijze verhevigt. Ook verdragen soft drugs en alcohol elkaar doorgaans slecht. Sterft iemand aan het gebruik van hard drugs, dan valt in de krant vaak te lezen dat een ‘overdosis’ de oorzaak is. Een echte overdosis komt echter zeer zelden voor. Maar omdat u het woord toch vaak tegenkomt: het lichaam krijgt in zo’n geval een aanzienlijk grotere dosis toegediend dan waaraan net gewend is.
En dat hoeft bepaald niet in grammen te zijn.
De zuiverheidsgraad van drugs varieert nogal. In andere landen is men vaak minder zuivere heroïne gewend dan in Nederland. Een ‘gewone’ dosis in Nederland gekochte heroïne kan dus voor een buitenlander een overdosis zijn, zonder dat hij het weet.
Wat is dan wel vaak de doodsoorzaak? Het door elkaar gebruiken van heroïne en barbituraten. Of het door elkaar gebruiken van heroïne en alcohol. Met name in Amerika zijn deze combinaties berucht.
De variërende zuiverheidsgraad van drugs ontstaat door het versnijden. Dat gebeurt om meer porties van eenzelfde hoeveelheid te kunnen maken. Met dus navenant meer winst. Een kilo zuivere cocaïne kan op die manier veranderen in tienduizend pakjes van een gram.
Waar de drug mee versneden is, is vaak moeilijk te bepalen. Bij cocaïne zijn laxeermiddelen niet ongebruikelijk. En heroïne wordt wel versneden met waspoeders.
De gewoonte van het versnijden houdt dus vanwege allerlei ‘troep’ in de drugs een extra risico in.
De uitwerking van tripmiddelen, zoals LSD, is voor ‘ongeoefenden’ zeer onvoorspelbaar. Zeker tijdens de trip kunnen de geestelijke gevolgen heel ernstig zijn.
De slaapmiddelen die tot de barbituraten-groep behoren, leiden snel tot lichamelijke afhankelijkheid.
Omdat het lichaam vlug aan een bepaalde dosis went, heeft de gebruiker steeds meer nodig om in slaap te raken.
Wat tot een dodelijke overdosis kan leiden. Slaapmiddelen en alcohol versterken bovendien elkaars werking.
Snuifmiddelen, zoals tri, ether en bepaalde lijmsoorten kunnen nieren, lever en hersenen zeer ernstig en blijvend beschadigen. Bovendien zijn gevallen bekend van ‘snuivers’ die boven het middel bedwelmd raakten. En het dus bleven inhaleren. Met de dood als gevolg.
Overmatig gebruik van pepmiddelen leidt onder meer tot vermindering van de eetlust, en tot lichamelijke uitputting.
Bepaalde drugs worden met een injectiespuit onder de huid of in de aderen gespoten. Is die spuit niet goed gesteriliseerd, dan kan bloedvergiftiging of leverontsteking (serumhepatitis) het gevolg zijn. Ook aderontsteking is niet ongebruikelijk, wat dan weer tot trombose kan leiden.
Dan schuilen er risico’s in élk experiment. Er zijn mensen die aan de handeling van het spuiten verslaafd raken, en die zich inspuiten met alles wat maar voorhanden is. Tot superbenzine en opgeloste chocoladehagel toe. De afloop daarvan is zelden voorspelbaar, maar meestal niet gunstig.
Over het algemeen kan gesteld worden, dat het experimenteren met onbekende stoffen en combinaties van stoffen ernstig af te raden is. Maar het blijft natuurlijk de vraag, of een spuitverslaafde van zo’n waarschuwing onder de indruk raakt.
Een algemeen risico van druggebruik ligt in het illegale karakter ervan. Het gebruiken van en handelen in marihuana is strafbaar. Alleen heel rijke mensen kunnen hard drugs gebruiken zonder daarvoor te hoeven stelen, roven of prostitueren. En het gebruik van hard drugs is voor de wet een misdrijf.
Waar bijkomt, dat het buitenland aanzienlijk strenger reageert op illegale drugs dan Nederland. Langdurige gevangenisstraffen plus onwaarschijnlijk hoge boetes voor het bezit van een paar gram marihuana zijn eerder regel dan uitzondering.
Niet zo gezellig dus allemaal. Maar dat is alcohol voor een paar honderdduizend Nederlanders ook niet.

PRATEN OVER DRUGS.
Gebruikt iemand drugs, dan moet die iemand wel weten waar hij of zij mee bezig is. Alleen: de mensen die voor het contact met drugs hebben gezorgd, zijn niet altijd de beste raadgevers.
Thuis zou je gewoon over drugs moeten kunnen praten. Maar dan wel op een zinnige manier. Een bot verbod, of gebrek aan kennis bij de ouders hebben meestal precies het verkeerde effect.
Nu kunnen we ons heel goed voorstellen, dat het voor veel ouders moeilijk is om zich in een gesprek over drugs begrijpend en redelijk op te stellen. Het gaat immers om verboden zaken. Die volgens iedereen (krant en televisie voorop) nog knap griezelig zijn ook.
Maar gepraat moet er worden. En als dat dan toch moet, dan meteen maar goed.
Zodat iemand die voor het eerst met drugs kennismaakt, van thuis al zo’n beetje weet hoe de boel in elkaar zit. Zodat iemand die er tóch mee in de weer gaat, zich geen onzin laat verkopen. En weet waar het spelen ophoudt en de ernst begint.
Het praten met gebruikers van hard drugs is een heel andere zaak. Die weten over het algemeen heel goed wat ze doen. En waarom ze het doen. Zo’n gesprek komt dan al snel terecht op de persoonlijke achtergronden of maatschappelijke omstandigheden van de verslaafde.
En op de zin van zijn of haar leven. Of op de zin van het leven in het algemeen. Zo’n gesprek is meestal niet gemakkelijk.

EEN GESPREK.
Moeder: “Ik hoor van Carolien d’r moeder, dat er bij jullie op school hash gerookt wordt. Is dat zo?”
Maartje: “Gôh, nou, daar weet ik niets van.”
Moeder: “Daar doe jij toch niet aan mee, hè?”
Maartje: “Ach, mam, kom nou…”
Moeder: “Nee, ik wil ’t weten. Doe jij daar aan mee of niet? En wie heeft dat spul?”
Maartje: “Hoe moet ik dat nou weten?”
Moeder: “Wat heb jij met je tientje zakgeld van vorige week gedaan?”
Maartje: “Ik ben een rijksdaalder verloren. Die is volgens mij gejat bij de gymnastiekles.”
Moeder: “Jaja, volgens mij heb je er van die troep voor gekocht.”
Maartje: “Doe niet zo belachelijk.”
Moeder: “Als je maar weet dat ik je bij de politie aangeef als ik erachter kom. Al ben je m’n bloedeigen dochter.
Maartje: “Jij bent gek.”
Moeder: “Dat zal best zijn, maar ik wil geen junkies in mijn huis.”
Niet zo’n nuttig gesprek dus.

NOG EEN GESPREK.
Vader: “Ik hoor, dat er bij jullie op school hash gerookt wordt. Kijk je ’n beetje uit?”
Michel: “Hoezo?”
Vader: “Je weet dat je d’r problemen mee kunt krijgen.”
Michel: “Wat dan?”
Vader: “Wat heb ik eraan, als ik je bij de politie moet weghalen, of als je van school gestuurd wordt?”
Michel: “Oh, ik dacht dat je ’t over het spul zelf had.”
Vader: “Nou, daar ga je echt niet dood aan. Maar het lijkt me wel lekkerder om de kop een beetje helder te houden. Maar ja, dat moet iedereen zelf weten.”
Michel: “Alsof jij altijd zo fris bent na ’n pilsje.”
Vader: “Dat bedoel ik nou precies. Daar ben ik ook niet altijd even blij mee.”
Michel: “Raak je d’r aan verslaafd eigenlijk?”
Vader: “Waaraan, aan hash of alcohol?”
Michel: “Hash.”
Vader: “Schijnt van niet. Maar het lijkt me wel, dat je van zakgeld leukere dingen kan doen. Nog naar de film geweest de laatste tijd, of breng je alles naar de disco?”
Dat is al een stuk beter.

PAUL HEEFT WAT, ANJA OOK.
Voorzichtig komt het zilverpapiertje uit de jaszak. De anderen staan er omheen. Dicht op elkaar, om nieuwsgierige blikken te weren. Paul vouwt het zilverpapiertje open. Langzaam, om de spanning te doen stijgen. Dan liggen ze daar opeens. Klein, een beetje dreigend toch. Je kunt zien dat het geen flauwekul is. Iemand vraagt: “Wat is het?”.
Die vraag heeft Paul verwacht. En hij heeft lang over het antwoord nagedacht. “Angel Glory”, zegt hij, bestudeerd achteloos. Natuurlijk weet hij donders goed wat het wél is. In een boekje heeft hij over methaqualone gelezen. En hij is erachter gekomen dat het in de Mandrax slaappillen van zijn vader zit. Maar daar kun je op school toch niet mee aankomen, twee slaappillen van je vader?
Anja maakt er niet zo’n toer van. Die is al een paar keer met haar vader en moeder naar Spanje geweest. Maar pas de laatste keer viel het haar op dat haar moeder alle apotheken afliep om aan een bepaald vermageringsmiddel te komen. Sommige apotheken vroegen een recept. Dan gingen ze maar weer. Anderen gaven het zó mee. Ze heeft de buisjes eens bekeken.
En toen ze het woordje ‘amphetamin’ tegenkwam, begon er een bel te rinkelen. Pep! Anja’s moeder heeft in Spanje zóveel van de in Nederland verboden pillen weten in te slaan, dat ze niet eens merkt dat ze wat harder verdwijnen dan normaal. Anja zelf is in de disco niet meer te temmen. Ze begrijpt nu ook eindelijk waar die popgroepen allemaal over zingen.
En af en toe pakt ze er ook eentje, als ze ‘s avonds wat laat begint te leren maar de ogen toch nog een paar uur open moet zien te houden.

HOE HET VERDER MOET
Zowel Paul als Anja zouden beter af zijn geweest met een betrouwbaar stickie van een dealer die niet knoeit. Dat maakt duidelijk waar één van de problemen zit. Het drugsprobleem is groter dan de naar schatting 12.000 drugsverslaafden die als zodanig in Nederland bekendstaan.
En om te zorgen dat het probleem niet nóg groter wordt, zouden we allemaal best wat oplettender kunnen zijn. Attenter op wat we aan drugs gebruiken. En hoe we ermee omgaan.
Het is een beetje vreemd, om met een kater van de vorige dag laatdunkend te doen over een buitenlandse toerist die hier aan hard drugs sterft. Het is ook een beetje vreemd als een kettingroker zijn dochter kapittelt over het roken van een joint. En iemand die niet zonder valium of librium denkt te kunnen leven, zou in de amphetamineslikker beter een lotgenoot kunnen zien dan een minderwaardig medemens. Al met al zijn er dus twee dingen die het vreselijk moeilijk maken, om een beetje zinnig over drugs te praten.
In hoeverre kun je uitmaken wat goed is voor een ander? En: waar trek je in ‘s hemelsnaam de grens tussen acceptabel en onacceptabel druggebruik?
Ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen.
Ouders hebben niet alleen het recht maar ook de plicht om tot op zekere hoogte uit te maken hoe hun kinderen opgroeien.
Ouders moeten dus, of ze het leuk vinden of niet, iets te melden hebben over druggebruik. Want drugs bestaan. En ze oefenen op veel jongeren een grote aantrekkingskracht uit.
Wat acceptabel en wat onacceptabel druggebruik is, wordt niet alleen door de wet bepaald. Dat moet iedereen voor zichzelf uitmaken, ook al omdat de wet bepaalde hard drugs ongemoeid laat.
Wie met jongeren praat over drugs, zal dus niet alleen iets over het onderwerp moeten weten. Maar ook een helder beeld van het éigen druggebruik moeten hebben. Anders wordt het misschien al gauw een gesprek als dat van de pot en de ketel. En daar heeft niemand wat aan.

SLOT.
Hierna volgt een beknopt overzicht van de meest bekende drugs.
Samen met het voorgaande kan dat overzicht helpen een opinie te vormen. En als het goed is, maakt die opinie redelijke gesprekken over drugs mogelijk.
Meer wil dit boekje niet zijn, want meer kan het niet zijn. Er bestaan geen handleidingen om mensen van de drugs af te praten. Er bestaan ook geen handleidingen om mensen verstandig met drugs om te laten gaan.
Was dat wél zo, dan zouden miljoenen Nederlanders verstandiger roken, drinken en slikken. EN zouden er minder dan die ongeveer 12.000 junkies zijn. In die proporties moet je het ongeveer zien.

SCHEMA’S
Er zijn verscheidene manieren om drugs in schema’s onder te brengen. We doen het hier op twee verschillende manieren. Eerst gaan we beknopt in op gewenning, psychische afhankelijkheid en lichamelijk afhankelijkheid.
Daarna gaan we iets verder in op de werking van diverse drugs.
Voor de goede orde nog dit:
Onder gewenning verstaan we dat het lichaam van de gebruiker zich aan het middel aanpast, zodat steeds hogere doseringen van de drug nodig zijn om het gewenste effect te krijgen.
Onder psychische afhankelijkheid verstaan we dat de gebruiker niet meer zonder de drug wil en kan leven: hij is ervan overtuigd zonder de drug als mens niet meer goed te kunnen functioneren.
Onder lichamelijke afhankelijkheid verstaan we, dat het lichaam van de gebruiker zich zó heeft aangepast dat staken van het gebruik onthoudingsverschijnselen geeft.
Het blijft overigens goed om te bedenken dat een schema maar een schema is, en dus aan allerlei beperkingen onderhevig.
Wie completer geïnformeerd wil zijn, kan bij vrijwel elke bibliotheek terecht. Ook zijn hulpverlenende instanties zoals de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs, het JAC en Release (u vindt ze in het telefoonboek) hebben verhelderend documentatiemateriaal.

Schema 1, pagina 17 in de brochure
Schema 2, pagina 18 in de brochure
Schema 3, pagina 19 in de brochure

    Leave Your Comment

    Your email address will not be published.*