Minister Opstelten (VVD) van veiligheid en justitie heeft de Eerste Kamer vandaag een brief gestuurd over praktische invoering van het omstreden kabinetsplan om cannabis met meer dan 15% thc tot hard drugs te verklaren. Advocaat Sidney Smeets: “Minister Opstelten lijkt iedere realiteitszin verloren te zijn met deze brief aan de Eerste Kamer.”
Klik hier voor pdf van de brief van Opstelten aan de Eerste Kamer dd 30 oktober 2014
De brief is een ongekend staaltje woordacrobatiek, waarmee Opstelten een gedoogbeleid binnen het gedoogbeleid introduceert. Enerzijds erkent hij dat het coffeeshops vanwege artikel 11a van de Opiumwet verboden is om testapparatuur te hebben waarmee zij cannabis zouden kunnen testen op thc. Anderzijds meldt hij nu dat zolang de coffeeshop deze apparatuur maar in de coffeeshop heeft staan, er geen strafrechtelijke vervolging plaats zal vinden.
Je vraagt je af of de minister ooit een coffeeshop heeft bezocht; hij lijkt inderdaad iedere realiteitszin verloren te zijn, zoals advocaat Sidney Smeets twitterde naar aanleiding van de wonderlijke brief. Feitelijk vraagt Opstelten de Eerste Kamer akkoord te gaan met twee wetswijzigingen die elkaar tegenspreken, met de ingebakken afspraak dat de wet in sommige gevallen niet gehandhaafd zal worden. Klinkt een beetje zoals het Ingezetenencriterium, het schamele overblijfsel van de grandioos mislukte wietpas.
Het hele thc-plan is ondoordacht, onnodig, niet wetenschappelijk onderbouwd en onuitvoerbaar. De brief van Opstelten is daar een perfecte illustratie van. Ondertussen biedt het regeerakkoord genoeg ruimte voor een verstandigere benadering. In het regeerakkoord staat immers alleen dat ‘het gehalte werkzame stoffen in softdrugs aan een maximum wordt gebonden’. Het woord thc of een percentage komen er niet in voor. Ook is er geen afspraak over het verplaatsen van ‘sterke wiet’ naar Lijst I van de Opiumwet. Juist dat aspect zet de bijl aan de wortel van ons cannabisbeleid en de strikte scheiding tussen soft en hard drugs.
Voor de liefhebber volgen hieronder de belangrijkste passages uit de brief van Opstelten, waarin hij het gedoogbeleid binnen het gedoogbeleid introduceert:
“Uit de vragen van de commissie leid ik af, dat de commissie heeft begrepen dat een coffeeshophouder die in zijn coffeeshop meetapparatuur voorhanden heeft voor de verkoop van cannabis weliswaar formeel onder de strafbaarstelling van het nieuwe artikel 11a Opiumwet valt, maar dat daartegen niet zal worden opgetreden. Dat is juist. Zoals de Staatssecretaris heeft aangegeven wordt het voorhanden hebben van deze voorwerpen in de coffeeshop gerekend tot de normale bedrijfsvoering van een coffeeshop.
De commissie vraagt verder of het aannemen van het wetsvoorstel zal betekenen dat het testen door de coffeeshophouder van oogsten van telers op het THC-gehalte teneinde te kunnen bepalen of de cannabis in aanmerking komt voor verkoop in de coffeeshop een verboden voorbereidingshandeling zal zijn en of dit aan de coffeeshophouder zal worden tegengeworpen.
Ik heb de indruk dat deze vraag is ingegeven door de volgende passage uit het door de commissie aangehaalde antwoord van de Staatssecretaris: “Echter, als hij de meetapparatuur elders voorhanden heeft of voor andere doeleinden dan de verkoop gaat gebruiken, bijvoorbeeld om oogsten van telers te meten, dan is er geen sprake van normale bedrijfsvoering in de coffeeshop en komt artikel 11a Opiumwet uitdrukkelijk in beeld.” De bedoeling was om in de aangehaalde zin de nadruk te leggen op het aanwezig hebben van meetapparatuur elders, dus buiten een coffeeshop, als onderscheidend criterium. Het toegevoegde voorbeeld geeft echter aanleiding voor de veronderstelling dat het doel waarmee de meetapparatuur wordt gebruikt bepalend zou zijn. Dat laatste was niet de bedoeling.
Teneinde elk misverstand weg te nemen, zet ik hierna nog eens de zaken op een rijtje met betrekking tot coffeeshophouders. Het voorhanden hebben van apparatuur voor het meten van het THC-gehalte in cannabis valt onder de strafbaarstelling van artikel 11a Opiumwet en zal dus aanleiding vormen voor strafrechtelijk optreden. Voor de coffeeshophouder geldt dat hij, nadat het ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I van de Opiumwet in verband met plaatsing op deze lijst van hasjiesj en hennep met een THC gehalte van 15% of meer (Kamerstukken 33 593) in werking is getreden, alleen cannabis mag verkopen met een THC-gehalte tot 15%. Teneinde vanaf dat moment aan het geldende H-criterium (verbod op verkoop van harddrugs) te kunnen voldoen, zal hij willen vaststellen of de cannabis die hij wil gaan verkopen geen THC-gehalte heeft van 15% of meer. Als hij daartoe in zijn coffeeshop en dus niet elders of daarbuiten, apparatuur voor het meten van het THC-gehalte voorhanden heeft, zal er daarom niet strafrechtelijk tegen hem worden opgetreden wegens overtreding van artikel 11a Opiumwet. De reden daarvoor is dat de meetapparatuur kan worden gezien als voorwerp behorend bij de normale bedrijfsvoering in een coffeeshop die gericht is op de verkoop van cannabis binnen de gestelde voorwaarden. Door het voorhanden hebben van de meetapparatuur te beperken tot in de coffeeshop, blijft het verband met de gedoogde verkoop bestaan en is er sprake van een ook voor de coffeeshophouders heldere afbakening van de gevallen waarin er geen sprake zal zijn van strafrechtelijk optreden wegens het voorhanden hebben van de bedoelde meetapparatuur.
Ik hoop hiermee de vragen van uw commissie naar tevredenheid te hebben beantwoord.”
Comments (5)
nol van schaik 30/10/2014 at 3:47 pm
goh, zo’n apparaatje kost ook maar €25.000,-……
Erique 30/10/2014 at 5:17 pm
Als ik het zo goed lees, dan vindt deze minister ook goed, dat de mileiuwetgeving overtreden mag worden, want daar rept die helemaal niet over.Een coffeeshop is uitgaansgelegenheid & tenslotte geen laboratorium.Ben benieuwd hoe de betreffende gemeente de milieuwetgeving gaat toepassen.
Hans Baerveldt 30/10/2014 at 6:42 pm
Jawel Erique,
ten eerste mag die test daar vanwege het publiek en personeel niet uitgevoerd worden
daarnaast is de test bijvoorbaat niet (rechts)geldig omdat het niet onder de juiste omstandigheden is gedaan.
Kortom een drietal regels worden met voeten getreden.
Ron 02/11/2014 at 11:09 am
beleid van hogere hand … de man is ook maar een handpop
Linda 03/11/2014 at 6:36 am
Het doel is de 15% te halen, zodat wiet met+15% THC als een harddrugs kan worden bestempeld.
Dan wordt het het jaar daarop 10% (na ernstige verhalen in de Televaag en op Pownews over toeristen die uit het raam springen na een jointje. (zonder dat de OvJ daar een dossire oer heeft natuurlijk)
Het jaar daarop wordt het 8 % en bij de volgende verkiezingen wordt wiet geschaard onder de harddrufs.
Leer mij de werkwijze van de politieke laaienlichters ……..