In het wekelijkse vragenuur stelde Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) een aantal pittige vragen over de wietpas aan Ivo Opstelten (VVD), demissionair minister van veiligheid en justitie. Opstelten: “Op het terrein van drugstoeristen is de wietpas een groot succes.”
Deze week stuurde Opstelten een brief aan de Tweede Kamer met -nietszeggende- antwoorden op vragen van Nine Kooiman (SP) over de toegenomen overlast door de wietpas in Breda. Klik hier om de brief te lezen.
In het vragenuur stelde Liesbeth van Tongeren, de opvolgster van Tofik Dibi als woordvoerder drugsbeleid van GroenLinks, gisteren vragen aan Opstelten naar aanleiding van het artikel ‘Geen gemeente lijkt de wietpas nog te willen‘ in de Volkskrant van 28 september. Onder de video staat de volledige tekst van het debatje over de wietpas.
Vragen van het lid Van Tongeren aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht “Geen gemeente lijkt de wietpas nog te willen”.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Geen gemeente lijkt de wietpas nog te willen, lazen we dit weekend in allerlei kranten. Zelden brokkelde het draagvlak voor een kabinetsmaatregel zo snel af. Nu de wietpas in het zuiden van Nederland is ingevoerd, zien de burgemeesters daar dat de handel zich naar de straat verplaatst. Dat geeft enorm veel overlast. Dat hebben we allemaal kunnen lezen.
Het oorspronkelijke doel van de wietpas was juist het beperken van de maatschappelijke overlast. We hebben kunnen constateren dat dit niet werkt. Bovendien zagen weer een heleboel andere burgemeesters aanleiding om zich er dit weekend bij aan te sluiten en te zeggen: liever geen wietpas.
In Nederland is het normaal dat het Rijk en de gemeenten samen tot oplossingen komen. Waarom drukt de minister in dit geval toch de invoering van de wietpas voor heel Nederland per 1 januari gewoon door? In Haarlem is er een keurmodel voor coffeeshops. Dat werkt daar heel behoorlijk. Waarom wordt er niet gekeken naar dat type oplossingen? Wat is er nodig aan maatschappelijk verzet en verzet van burgemeesters voordat de minister zich erbij neerlegt dat de wietpas alleen maar nieuwe problemen creëert, in plaats van problemen oplost? Waarom wordt er in tijden van bezuinigingen zo veel extra geld gestoken in zo’n onhandig systeem, dat geen problemen oplost, maar juist problemen creëert?
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Tongeren voor de gestelde vraag. Ik kan daarover duidelijk zijn. Op verzoek van de Kamer heb ik daarover gisteren een brief geschreven ter verduidelijking. Ik pleeg juist overleg met de gemeenten en met de driehoeken in alle regio’s bezuiden de rivieren. Ik ben van plan dat voort te zetten benoorden de rivieren. Op de ervaringen met de lopende maatregelen zal ik in oktober terugkomen. Dan zal ik de Kamer melden welke conclusies wij trekken naar aanleiding van het overleg met de politie, het Openbaar Ministerie en de gemeenten. Dat is ook een antwoord op alle andere vragen, want die zijn daarmee impliciet beantwoord.
Over het financiële aspect ervan kan ik hierbij zeggen dat een en ander nauwelijks budgettaire consequenties heeft. Op het terrein van drugstoeristen is de wietpas een groot succes. Mevrouw Van Tongeren vroeg daar eigenlijk niet naar, maar deelde het impliciet mee. Veel burgemeesters zeggen dat. Zij hebben een aantal uitvoeringsproblemen. Die gaan wij met elkaar bespreken en daarover zijn wij met elkaar in gesprek. Ik ben ervan overtuigd dat het draagvlak bij gemeenten belangrijk is om de doelstellingen van dit beleid te halen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister zegt dat de wietpas een succes is op het gebied van het terugdringen van drugstoerisme. Beschikt de minister misschien over een tussenevaluatie of een tussenrapport, dat hij graag met de Kamer wil delen? Bij de langstudeerdersboete en de forensensubsidie kon de VVD onder andere door het ontbreken van draagvlak ongelooflijk snel een draai maken. Waarom kan dat in het geval van de wietpas niet? Je ziet namelijk aan alle kanten dat het draagvlak ervoor afbrokkelt. De minister heeft stellig gezegd dat hij wil doorgaan met het invoeren ervan op 1 januari. Dan heeft het weinig zin om nog een beetje met elkaar te praten. De minister drukt het door tegen de wens van het overgrote gedeelte van de Nederlandse burgemeesters in.
Minister Opstelten:
Dat is niet juist. Net zoals bij de invoering van de nadere maatregelen, waarvan de clubpas een onderdeel is — laat ik mij wat dat betreft juist uitdrukken — heb ik dit gedaan na overleg met de betrokken gemeenten bezuiden de rivieren. Men heeft gezegd dat wij het zo gaan doen. Daarbij heb ik toen een aantal van hun wensen ten aanzien van het beleid uitgevoerd. Ook heb ik afgesproken dat wij in oktober een nader meetmoment zouden hebben. Dat is nu aan de orde. Wat dat betreft is er niets veranderd. Ik weet nog niet wat er uitkomt op dat meetmoment. Ik heb altijd gezegd dat ik sta voor de maatregelen die nodig zijn om de overlast op straat te voorkomen. De burgemeesters zeggen zonder uitzondering dat de aanpak van drugstoeristen een succes is. Dat blijkt uit de feiten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dit is een minister van VVD-huize. Ik ken de VVD als een partij die zegt Nederland veiliger te willen maken. Als Amsterdammer kan ik daarover meespreken. Het huidige drugsbeleid heeft de steden een ongelooflijk stuk veiliger gemaakt. De burgemeesters zeggen en bloc dat de wietpas de overlast op straat doet toenemen. Ik roep de minister dus nogmaals op om af te zien van het onzalige idee om de wietpas per 1 januari 2013 voor heel Nederland in te voeren.
Minister Opstelten:
Ik dank mevrouw Van Tongeren voor deze vraag. Ook ik heb via de media kennis genomen van het standpunt van de burgemeesters van de G-4, maar ik spreek de betrokkenen natuurlijk ook weleens. Ik heb begrepen uit de media dat zij een brief aan mij zullen sturen met een verzoek. Ik heb die brief nog niet ontvangen. Ik heb in onze samenleving altijd geleerd dat je het bloedserieus moet nemen als de burgemeester van Rotterdam iets zegt.
Ik ga dus ook in overleg met hen, maar ik start met het zuiden. De conclusies die ik daar trek, zal ik delen met de gemeenten benoorden de rivieren. We zijn niet gek.
De voorzitter:
Mijnheer Van der Steur, u hebt maximaal een halve minuut tijd voor het stellen van een korte vraag.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik verbaas mij in hoge mate over de vraagstelling van mevrouw Van Tongeren. In de vaste Kamercommissie hebben we namelijk afgesproken dat we na de evaluatie een debat zullen voeren. Vorige week hebben we op verzoek van collega Berndsen dat debat geagendeerd. Ik begrijp dus totaal niet waarom er dan nu opeens een mondelinge vraag over gesteld wordt. Op dat punt wil ik terughoudendheid betrachten. Om te voorkomen dat we hier volgende week weer staan met een verhaal over de clubpas, vraag ik de minister concreet wanneer hij de evaluatie naar de Kamer stuurt. Wij willen namelijk weten wanneer we daar in de Kamer, zoals het hoort met zijn allen, een debat over kunnen voeren.
Minister Opstelten:
Het antwoord heb ik al gegeven. Het staat in de brief. Die evaluatie wordt gestuurd in oktober. Ik wil een en ander zorgvuldig bezien en met betrokkenen spreken. Dat kost tijd. Alleen het geven van facts en figures is niet altijd voldoende, want een minister kan te optimistisch zijn als hij alleen de cijfers onder ogen ziet. Ik wil met betrokkenen spreken en het beeld zelf voor ogen hebben. Daarom heb ik gezegd dat er in oktober een brief wordt verstuurd.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik heb mij er ook over verbaasd dat er nu mondelinge vragen zijn gehonoreerd. Ik wil de minister echter best iedere week bevragen over de wietpas totdat hij een keer zegt dat het beleid inzake de wietpas mislukt is. Naar aanleiding van de aanvraag van het debat heeft de minister een reactie gegeven, waarin hij wat ruimte laat voor het mogelijk toch niet verder invoeren van de wietpas. Ik bespeur dat ook een beetje in zijn laatste antwoord. Is de minister bereid om tot heroverweging over te gaan als blijkt dat het beleid mislukt is?
Minister Opstelten:
Ik dank mevrouw Berndsen dat zij deze vraag stelt. Ik zal het beleid niet bijstellen voordat we alle feiten weten en overleggen hebben gevoerd. Ik wil wel luisteren, want draagvlak is noodzakelijk. Op basis van de huidige facts en figures kan ik het volgende zeggen. De aanpak van het drugstoerisme is een groot succes …
De voorzitter:
Misschien kunt u de rest van het antwoord bij het volgende antwoord betrekken, want de halve minuut is voorbij.
Minister Opstelten:
Het aantal overlastmeldingen vertoont een dalende lijn …
De voorzitter:
Minister, ik verzoek u echt om uw antwoord te betrekken bij het antwoord op de volgende vraag.
Mijnheer Oskam, u hebt 30 seconden voor het stellen van uw vraag.
De heer Oskam (CDA):
Het CDA is voorzichtig tevreden met de wietpas. Het gaat om het terugdringen van het drugstoerisme. Daar zijn we redelijk in geslaagd, maar met een beetje meer politie-inzet kan het beter. De minister heeft beloofd per 1 januari 2014 streng te zullen handhaven op de maximale afstand tussen scholen en coffeeshops. Dat leidt tot vermindering van coffeeshops in de grote steden en tot gedoe. Bereidt de minister de gemeenten voor op dit probleem? Zo ja, op welke wijze?
Minister Opstelten:
Dat staat in de brief die na het debat aan de gemeenten is verstuurd. Gemeenten hebben juist twee jaar de tijd gekregen om zich erop voor te bereiden. Daarom hebben we gekozen voor de datum 1 januari 2014.
Mevrouw Kooiman (SP):
Er zijn blijkbaar maar twee mensen in Nederland die nog geloven in de wietpas, namelijk minister Opstelten en staatssecretaris Teeven. Burgemeesters zeggen dat ze de wietpas niet meer willen, agenten zeggen dat de criminaliteit op straat is toegenomen en uit onderzoek in Breda blijkt dat de straathandel is toegenomen. We creëren alleen maar boeven met deze wietpas. Daarom snap ik niet dat de minister nu niet zegt dat het een mislukt experiment is en dat die wietpas van tafel wordt gehaald, zodat er ook niet meer geëvalueerd hoeft te worden. Waarom zegt de minister niet dat we het vandaag kunnen regelen?
Minister Opstelten:
Ik ben zorgvuldig. We hebben bepaalde ijkpunten en meetpunten afgesproken. Het beleid staat. Op een aantal punten is dat succesvol.
Ik herhaal dat ik in oktober daarop terugkom. Daarna kunnen wij dan weer een debat hebben. Er is geen enkele aanleiding om daarvan af te wijken.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de collega’s van de fracties van D66 en de VVD, die al hebben gezegd dat wij eerst een evaluatie krijgen en dan een debat. Over die evaluatie heb ik een vraag. Er is namelijk sprake van een waterbedeffect tussen Limburg en Brabant. Wij zien in die evaluatie graag wat het effect precies is.
Minister Opstelten:
Mevrouw de voorzitter. Dat zeg ik toe. Daarom is het belangrijk dat ik inderdaad met het gehele zuiden praat, het gehele beeld over het zuiden aan de Kamer laat weten en mijn conclusies daaraan verbind, voor het zuiden en doorgetrokken naar het noorden.