“De invoering van de Besloten Club, het Ingezetenen en het Afstandscriterium is een impulsieve en ondoordachte reactie op een probleem dat ontstaan is doordat de landelijke overheid in Nederland nooit serieus werk heeft gemaakt van een werkbaar en transparant cannabisbeleid.” Dat zei VOC-woordvoerder Joep Oomen vanochtend bij de vergadering van de commissie Modern Bestuur over het coffeeshopbeleid in Tilburg.
De volledige inspreektekst van Joep Oomen staat hieronder. Ook Willem Vugs, voorzitter van de vereniging van Tilburgse coffeeshops De Achterdeur sprak in. ‘Ik sta hier vandaag niet met een vrolijk verhaal’, aldus Vugs. ‘Vandaag spreek ik uw commissie toe met een dubbel gevoel dat wordt gedeeld door alle Tilburgse coffeeshopondernemers, hun personeel en bezoekers. Een gevoel van machteloosheid en woede, een gevoel van groot onrecht en verslagenheid. Van binnen koken wij, van buiten staat het huilen ons nader dan het lachen. Hoe heeft het zover kunnen komen dat we hier met deze gevoelens staan? Aan de vooravond van een serie dramatische regels, zoals onder meer een buitenlanderverbod, registratieplicht, een maximum van 2000 leden, afstandscriteria, mogelijk een verbod op hasj en een verbod op cannabis met meer dan 15% THC, dat wordt ineens hard drugs! Wat heeft ons zover gebracht? Waarom laten we nu de coffeeshops in Tilburg kapot gaan en gooien we het gedoogbeleid overboord?’
Namens de Vereniging voor Opheffing van het Cannabisverbod leverde Joep Oomen de volgende bijdrage aan de discussie:
Geachte dames en heren,
Mijn naam is Joep Oomen, ik ben woordvoerder voor de Vereniging voor Opheffing van het Cannabisverbod. Ik dank U voor de gelegenheid in het kort ons standpunt toe te lichten waarom de aangekondigde aanscherping van het gedoogbeleid een slechte zaak is voor Tilburg, voor Nederland en voor de ons omringende landen.
Allereerst wat betreft de naam van onze vereniging. We zijn tot die naam gekomen nadat we gedurende geruime tijd alles in het werk hadden gesteld om wetenschappers, politici en andere opiniemakers in Nederland uit te nodigen om het tegendeel aan te tonen van de stelling ‘Het cannabisverbod heeft meer negatieve dan positieve effecten’.
Een enthousiaste promotor van industriële hennepteelt had zelfs 200.000 euro uitgeloofd voor degene die in dit huzarenstukje zou slagen. Een speciaal tribunaal werd georganiseerd in Nieuwspoort in Den Haag, om het juist de leden van de Tweede Kamer die voorstander zijn van het verbod op cannabis gemakkelijk te maken. Uiteindelijk daagde één voorstander van dit verbod op, Cisca Joldersma. Zij bleek vooral over morele argumenten te beschikken (cannabis is verboden omdat we het niet normaal vinden), die naderhand door de rechtbank van dienst onder leiding van rechtsfilosoof Hendrik Kaptein als van nul en generlei waarde werden bestempeld over de vraag of het cannabisverbod maatschappelijk wenselijk is.
Al vroeg in de geschiedenis van de mensheid is aangetoond dat het verbieden van zaken die mensen graag gebruiken een onbegonnen zaak is. Het allereerste verbod ging over één enkele plant, een boom zelfs. Het betrof slechts twee mensen (die op geen enkele manier onder invloed stonden van enige vorm van peer pressure of moderne media). Degene die het verbod moest handhaven was de Almachtige zelf. En toch mislukte het. Het moet dan toch op zijn minst van misplaatste hoogmoed getuigen om te denken dat men in een moderne en open samenleving als de onze de vraag naar cannabis kan doen stoppen door het aanbod te beperken. Zeker als het zoals bij cannabis gaat om een middel waar veel mensen veel baat bij ondervinden.
De invoering van de Besloten Club, het Ingezetenen en het Afstandscriterium is een impulsieve en ondoordachte reactie op een probleem dat ontstaan is doordat de landelijke overheid in Nederland nooit serieus werk heeft gemaakt van een werkbaar en transparant cannabisbeleid. Sinds de invoering van het gedoogbeleid in 1976 zitten we met een half beleid: de verkoop is wel geregeld, maar de teelt niet. Over het algemeen zijn de ervaringen met dit beleid zeer positief, zoals ook door de commissie van der Donk enkele jaren geleden werd bevestigd. Het gebruik van cannabis in Nederland ligt rond het Europees gemiddelde, coffeeshops creëren nauwelijks overlast en vormen een integraal onderdeel van het uitgaansleven.
Er is echter een groot probleem met ons gedoogbeleid . Omdat de teelt nog altijd illegaal is bestaat er naast de gedoogde verkoop in coffeeshops ook een groot aanbod van kwalitatief goede cannabis op de illegale markt. Terwijl de coffeeshophouder er alles aan doet om zich aan de regels te houden hebben de personen die op de illegale markt opereren daar geen boodschap aan. En omdat het aanbod van cannabis in onze buurlanden niet alleen volledig illegaal is, maar ook vaak van erbarmelijke kwaliteit, komen vele Belgen, Duitsers en Fransen dagelijks de grens over op zoek naar een paar gram goed geteelde cannabis voor een redelijke prijs.
Laat hier geen twijfel over bestaan: ze zullen dat blijven doen, ook als ze de coffeeshops niet in komen. Ik woon in België, spreek dagelijks met de zogenaamde drugstoeristen. Nu al zijn de voorbereidingen om de wietpas te ontwijken in volle gang. Zo bieden Nederlanders aan Belgische coffeeshopbezoekers hun diensten aan om na 1 mei als tussenpersoon te fungeren – om nog maar te zwijgen over de scooterjongens die op parkeerplaatsen hun waren aanbieden aan de toerist met het verhaal dat toegang voor niet-ingezeten nu al verboden is.
Bovendien zijn het niet alleen buitenlanders die zich na 1 mei niet meer in de coffeeshop zullen laten zien: er zijn ook vele Tilburgers die zich niet willen laten registreren als cannabisconsument (hetgeen nog altijd maatschappelijk en mogelijk zelfs strafrechtelijke gevolgen kan hebben). Sommige mensen riskeren hun baan te verliezen als hun werkgever lucht krijgt van hun cannabisconsumptie.
We kennen Tilburg als een stad van no nonsense. De gemeenteraad zou er goed aan doen om zich geen onwenselijke, onnodige en onuitvoerbare maatregelen van boven te laten opleggen als het om het gedoogbeleid gaat. Enige jaren geleden was deze raad nog terecht voorstander van regulering van de achterdeur. Daar zit het echte probleem, daar zit de bron van criminaliteit en overlast. Elke maatregel die toegang tot de voordeur verder bemoeilijkt verergert dat probleem. En daar is niemand mee gediend.
Ik dank U.