Het derde Cannabis Debat, in koffieshop De Os in Leeuwarden, leverde veel bruikbare suggesties op van zowel eerbiedwaardige experts als gewone cannabisconsumenten. Raadsleden Jan Atze Nicolai (GroenLinks) en Leo Hasz (PvdA) namen volop deel aan de discussie over het concept reguleringsmodel ‘Van gedogen naar handhaven’. Hasz: “Ik heb hier vanmiddag met veel plezier gezeten, veel geleerd, veel wijzer geworden. Want je ziet het altijd op afstand van de wietrokers, maar nu hoor je het verhaal waar het om draait.” Op verzoek deze keer een extra large verslag.
Opnieuw waren alle leden van de Taskforce Handhaving Cannabis present om het conceptmodel te presenteren en de discussie aan te gaan: VOC-ers Joep Oomen en Derrick Bergman en coffeeshophouders Myranda Bruin en Marc Josemans. Een twintigtal mensen was naar koffieshop De Os gekomen voor het debat, onder wie Freek Polak, Koos Zwart, een medewerker van een coffeeshop in Stadskanaal en de eerder genoemde gemeenteraadsleden Nicolai en Hasz. Joep Oomen presenteerde namens de Taskforce het conceptmodel en zette nauwgezet uiteen hoe de huidige impasse doorbroken kan worden:
“Met het verbod krijgen criminele organisaties het monopolie en de voorwaarden in handen gespeeld om met de handel in illegale drugs heel veel geld te verdienen. Tegelijkertijd, als gevolg van de opstelling dat drugs verboden moeten zijn, heeft de overheid een middel in handen om controle-activiteiten, repressieve activiteiten exponentieel uit te breiden, daar steeds meer aandacht en steeds meer geld in te pompen.”
Over de resultaten van deze aanpak wordt niet gesproken: “Omdat er een internationaal taboe is. Het is een uitgangspunt van de westerse wereld dat drugs schadelijk zijn en dus verboden moeten worden. Alleen al het aanzwengelen van de discussie over de vraag: ‘ja maar, ook al zijn drugs schadelijk, is dat dan een reden om te verbieden?’ is al taboe. Daar hebben politici het niet graag over. Waarom? Omdat ze op een of andere manier aanvoelen: als je dat ter discussie gaat stellen in de openbaarheid, pleeg je politieke zelfmoord. Want dan word je door de mainstream media al heel gauw neergezet als iemand die soft on drugs is en misschien zelf wel gebruikt. En dat is natuurlijk fnuikend voor je carrière.”
Het verbod op productie van cannabis leidt tot een systeem dat grappig genoeg zowel de drugsbestrijding als de drugshandel zelf, alleen maar voordelen oplevert. “Er wordt heel veel geld verdiend en heel veel macht geaccumuleerd bij degenen die het drugsverbod op internationaal niveau handhaven. Terwijl op het meest lokale niveau, dat van de burgers, de meeste schade ontstaat en het minste voordeel.” Ondertussen moet de belastingbetaler geld ophoesten voor een justitieel apparaat dat zich in het geval van Nederland voor vijftig procent bezig moet houden met drugsgerelateerde misdaad.
“Dat is een situatie waarin je ziet: dat gaat vanaf bovenaf nooit anders worden”, aldus Oomen. “De druk die er van bovenaf is van het internationale niveau, van de grote internationale spelers, de VN, de VS is enorm. Zij zullen alles doen om dat verbod zo te houden, geen discussie te openen. Nationale overheden en ook nationale politici zullen dus heel erg oppassen om dit punt naar voren te brengen. Terwijl het lokaal natuurlijk anders ligt: lokale overheden luisteren -als het goed is- naar wat er zich op het niveau van hun burgers plaatsvindt en moeten op een gegeven moment zien hoe dit werkt. En ze moeten dus ook vanuit die ervaring naar hun nationale collega’s gaan en dit aankaarten: ‘dit werkt niet meer, dit kan niet meer, dit geeft alleen maar problemen, het moet anders.’ Daar moeten zij uiteindelijk door de burgers toe gemotiveerd worden en dat proberen we te bewerkstelligen.”
Het gaat nu om een fundamentele keuze: “Hoe gaan we verder met het Nederlandse cannabisbeleid? Gaan we terug naar zero tolerance, zonder enige controle, zonder enige ruimte waar cannabis op een veilige manier kan worden verkocht en gebruikt? Of gaan we verder met het oorspronkelijke idee van juist de ruimte scheppen waar dat op een gecontroleerde manier plaats kan vinden, waar aan harm reduction kan worden gedaan en overlast kan worden verminderd? Dan is het een kwestie van regulering van de teelt.”
Over de internationale verdragen, hét argument waarmee regulering van de teelt nu al 35 jaar wordt geblokkeerd, verklaarde Oomen: “Van Brussel, de Europese Unie, daar zijn we inmiddels achter, daar mag het wel van. Zij hebben heel duidelijk gesteld: wij zullen vanuit Brussel niets tegenhouden wat de afzonderlijke lidstaten uitvoeren om hun eigen drugsbeleid, hun eigen cannabisbeleid te voeren. Vanuit Brussel hebben zij geen middelen om dat tegen te houden, zolang er niet geëxporteerd wordt. Dus dat ligt heel duidelijk.”
Wat de VN betreft is de situatie wat anders: “Er is een verdrag gesloten in 1961, waarbij Nederland zich heeft verplicht om de productie en distributie verboden te houden. Daar zal dus wel wat moeten gebeuren: Nederland zal dat verdrag ofwel moeten opzeggen of een wijzigingsvoorstel moeten indienen. Dat zal wat politieke moed eisen. Maar het is duidelijk: Nederland heeft de ervaring dat een gedoogmodel waarin cannabisdistributie plaatsvindt, betere resultaten geeft wat betreft volksgezondheid en openbare orde dan het verbieden. Die resultaten kunnen keurig naast elkaar gelegd worden, met buurlanden en andere landen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Wetenschappelijk gezien is er het bewijs dat het Nederlands model in ieder geval niet slechter uitwerkt dan het verbod.”
Bovendien zijn er juist internationaal hoopgevende ontwikkelingen op het gebied van decriminalisering van cannabis. Oomen: “Als je naar Spanje kijkt, dan zie je dat men daar -zeker op het gebied van het toelaten van telen- veel verder staat dan Nederland. Daar zijn honderden clubs waar mensen lid van kunnen worden en waar voor eigen gebruik wordt geteeld. Ook Tsjechië neemt stappen in die richting, in België is ruimte gecreëerd en in de VS zelf natuurlijk, waar in bepaalde staten voor medisch gebruik kan worden geteeld.”
“Dus het is gewoon een kwestie van de moed bijeenschrapen en beginnen om in Nederland dingen te veranderen. De Opiumwet moet ook worden aangepast als er een reguleringsmodel wordt ingevoerd. En Nederland moet op VN-niveau bepleiten, samen met andere landen, om daar eens goed naar te kijken. Dan kunnen er allerlei conferenties worden georganiseerd, dat punt kan herhaaldelijk onder de aandacht worden gebracht. In de tussentijd kan Nederland gewoon zijn veranderingen doorvoeren. Er zal heus geen leger blauwhelmen aan de grens opduiken die dat zal tegenhouden.”
Jan Atze Nicolai (PvdA) had veel lof voor het conceptmodel en de poging de discussie over het cannabisverbod op gang te brengen en te houden. Nicolai: “Het is duidelijk dat GroenLinks constructief staat ten opzichte van dit soort voorstellen, wij zijn altijd voor legalisering van de achterdeur bij coffeeshops geweest. Recentelijk hebben we samen met de Pvda in de gemeenteraad van Leeuwarden een motie ingediend dat de burgemeester legalisering van de achterdeur in Den Haag zal bepleiten. We beseffen heel goed dat er op dit moment een kabinet zit dat eigenlijk een tegendraads beleid voert, dat meer repressie wil. Toch vind ik het belangrijk om die discussie heel erg gaande te houden, ik denk dat het ook iets van lange adem blijft om dit uiteindelijk te reguleren. De analyse van de nationale en plaatselijke situatie, daar sta ik helemaal achter. Hier in Leeuwarden is ook gewoon een meerderheid in de raad voor een betere regulering van het coffeeshopbeleid.”
Enig puntje van kritiek betrof de presentatie en de daarmee samenhangende beeldvorming rond het concept reguleringsmodel. Nicolai: “Wat ik heel belangrijk vind is dat de Taskforce in de beeldvorming het model vooral presenteert -dat gebeurt ook al sterk- als regulering. Dan ga ik naar één punt toe, het afstandscriterium tot scholen. Ik ben het volledig met u eens dat dat symboolpolitiek is. Aan de andere kant denk ik dat het ook heel goed is dat u in de presentatie en beeldvorming van dit plan wel gaat verdedigen dat onderwijs, drugs en alcohol van elkaar gescheiden moeten blijven. Dat u daar een mening over heeft en ook een constructieve bijdrage levert. Want in de beeldvorming bestaat vaak het idee: als we het loslaten krijgen we standjes met drugs op het schoolplein of zo. Dat is natuurlijk volstrekte flauwekul, maar het geeft wel aan dat mensen zorgen hebben over de scheiding van onderwijs en drugs. En ook alcohol, daar geldt hetzelfde voor: je zou ook naar supermarkten kunnen kijken die overdag alcohol verkopen aan schoolkinderen. Dat wil ik ook bij elkaar nemen, die dubbele moraal vind ik heel storend.”
PvdA-raadslid Leo Hasz beleefde een leerzame middag. “Ik heb hier vanmiddag met veel plezier gezeten, veel geleerd, veel wijzer geworden. Want je ziet het altijd op afstand van de wietrokers, maar nu hoor je het verhaal waar het om draait. En ja, de gemeente Leeuwarden, zoals Jan Atze net heeft verteld, staat er positief tegenover. Maar wat ik ook hoorde van jullie: als we het legaliseren, dan denk ik dat er in plaats van dertien, veertien coffeeshops straks een paar honderd in de stad zijn. Als iedereen het straks mag verkopen en je hebt een pand, je hebt de papieren en je kan verkopen, dan wordt de spoeling natuurlijk hartstikke dun. Ik hoor net dat er voorheen 1500 coffeeshops waren en nu zijn het er nog 650. Dat betekent: als je een goed bedrijf hebt en als ik hier vanmiddag kijk, ik ben zelf veertig jaar horeca-ondernemer geweest, dan denk ik nou, goed bedrijf, keurig nette mensen, hier gebeurt wat. En daar ben ik voorstander van.”
Eerste reactie van Ronald, ‘gewoon een bewoner van deze stad’: “Ik hoor dat allebei de politici er heel positief tegenover staan. En in de gemeenteraad van Leeuwarden is een meerderheid om te reguleren. Waarom trekken we dan niet gewoon de stoute schoenen aan, gaan we een pilot opzetten en gewoon beginnen? Dan trekken we ons niks aan van wat ze landelijk zeggen en kijken we wel wat ze straks zeggen als we eenmaal met zo’n pilot bezig zijn.” PvdA-er Hasz: “Nou, wij hebben natuurlijk wel regels. Als we hier in Leeuwarden zeggen: we legaliseren alles, wij hebben natuurlijk regels vanuit Den Haag van dat mogen we en dat niet. We kunnen niet in één keer zeggen: wij doen dat in Leeuwarden en van de rest trekken we ons niks aan. Dat lijkt mij niet een goede zaak.”
Het gaat zelfs nog wat verder, meldde Taskforce-lid en coffeeshophouder Marc Josemans: “Toen in 2005 burgemeester Leers van Maastricht voorstelde om de wiet te reguleren, heeft minister Donner een officier van justitie op Leers afgestuurd om hem te dreigen met gevangenneming als hij zijn plan zou doorzetten. Dus je ziet dat zelfs een burgemeester die inderdaad de stoute schoenen aantrekt en probeert hier een stap vooruit te zetten sterk wordt afgeremd door landelijke bemoeienis, landelijke druk. De druk moet inderdaad van onderop worden opgevoerd, maar uiteindelijk moet de toestemming natuurlijk vanuit Den Haag komen, daar moet het licht op groen worden gezet. En het staat op dit moment op donkerrood, zou ik bijna zeggen.”
Nicolai (GroenLinks) voelde zich ‘best aangesproken’ op dit punt: “Het is natuurlijk waar dat gedogen leidt tot een beleid waar vanuit landelijk niveau pressie wordt uitgeoefend op gemeentes. Aan de andere kant kun je als gemeente wel proberen de mazen te zoeken. Het vestigingsbeleid bijvoorbeeld, de afstand tot scholen et cetera, dat is wel weer een zaak van de gemeenten. Het is al veel lastiger om daar vanuit het landelijke niveau invloed op uit te oefenen. Dus er zit natuurlijk wel wat ruimte in en die wordt volgens mij ook wel lokaal benut op sommige plekken. Maar die grote lijn, het wettelijke gedoogbeleid, is inderdaad een zaak van de landelijke politiek, waar je niet altijd iets aan kunt doen vanuit de gemeenteraad.”
Myranda Bruin, Taskforce-lid en coffeeshophoudster in Rotterdam, constateerde dat de landelijke politiek steeds meer afknibbelt van de democratische macht van de gemeenteraad. Wat als bijvoorbeeld het afstandscriterium wordt toegevoegd aan de AHOJ-G criteria die nu voor alle shops gelden? Nicolai: “Ja, ik vind dat een heel moeilijke vraag. Daar ben ik ook heel benieuwd naar, hoe dat zal gaan. Het kabinet kondigt inderdaad al maanden een brief aan waarin de criteria rond afstand tot scholen scherper gaan worden. Tegelijk is vestigingsbeleid ook een zaak van de gemeenten. Dus ik ben heel benieuwd hoe Amsterdam zal reageren als Den Haag hier mee komt.”
Wellicht ligt hier een rol voor de Vereniging Nederlandse Gemeenten, opperde Freek Polak (Stichting Drugsbeleid, VOC). Binnen deze club zou een debat gevoerd moeten worden over regulering. Polak: “Dat zij eens kijken: wat betekent die landelijke regelgeving nou voor ons als gemeenten? En zijn wij er eigenlijk mee gediend of worden we er alleen maar door belemmerd? Ik denk dat er binnen de gemeentes met een coffeeshop wel een meerderheid te vinden is die echt zou kunnen zeggen tegen Den Haag: jongens, hou op met die onzin, we willen het kunnen reguleren.”
Koos Zwart, die net als bij het debat in Eindhoven uitblonk als wandelende encyclopedie, reageerde op de vrees van de lokale PvdA dat regulering in Leeuwarden zou leiden tot honderden nieuwe coffeeshops. Zwart: “Even uit de rijke historie van Leeuwarden: wij hadden onder burgemeester Apotheker vrije vestiging van coffeeshops en er is er geen één bij gekomen. Dat heeft jaren geduurd. Op een gegeven moment is de vrije vestiging opgeheven, toen er een nieuwe burgemeester kwam. Dus of er door legalisering honderden bij komen, dat valt zwaar te bezien. Want we hebben dat al uitgeprobeerd.”
“Dan even over de VNG. Zoals terecht wordt opgemerkt: burgemeesters, wethouders, ambtenaren en gemeenteraadsleden hebben niet zoveel greep op het beleid. Ik vestig de aandacht op de activiteiten van de voorzitster, mevrouw Jorritsma, die de burgemeesters die met coffeeshops te maken hebben in een werkgroep bijeengebracht heeft en die bieden enig weerwerk tegen wat de staat er van vindt. Verder heeft de VNG besloten om tegenover het afstandscriterium te stellen het openingsurencriterium. Dat gaat dan over het model Heerlen, sinds 1989, waarin je vanaf 1600 uur open gaat. Dat is dus niet nieuw, maar strontoud.”
“Wat betreft die afstand prefereert mijn organisatie het om te spreken over de 1 minuut 12 verder lopen. Dat is namelijk wat honderd meter is: 1 minuut 12 verder doorlopen. Een criterium is de afstand dus niet, want het staat niet in de richtlijnen van de Procureurs-Generaal. En wat betreft die 350 meter stel ik vast dat onze leden van het Platform Cannabisondernemingen Nederland een zogenaamde verhuisregeling zijn overeengekomen met hun gemeenten. Ik geef als voorbeeld Eindhoven: twee shops vallen in de gevarenzone, de verhuisregeling bestaat eruit dat de shops drie jaar de tijd krijgen om een nieuwe locatie te zoeken. Daarmee kan een gemeente zich afdoend verdedigen tegen wat voor landelijke maatregel dan ook.”
Een ander element in de discussie was de mogelijkheid om de toegangscontrole te optimaliseren door het voor maximaal 48 uur opslaan van een digitale kopie van het identiteitsbewijs van elke coffeeshopbezoeker. Marc Josemans legde uit dat dit de maximaal toegestane termijn is volgens het College Bescherming Persoonsgegevens. De informatie wordt daarna onherroepelijk gewist en is slechts bedoeld om bij twijfel over identiteit of leeftijd aan de politie of andere instanties te laten zien dat een geldig ID-bewijs is overlegd. Meerdere leden van de Taskforce onderstreepten dat er geen uniform model voor heel Nederland wordt nagestreefd: de lokale situatie verschilt immers van stad tot stad. Effectief cannabisbeleid is daarom vooral een zaak van lokale autoriteiten, politici, burgers en ondernemers.
Technisch pittig maar zeker interessant was de discussie over de mogelijke gevolgen van het vonnis in de zaak van coffeeshop Checkpoint in Terneuzen. Niet alleen de eigenaar, maar ook zo’n twintig personeelsleden van Checkpoint zijn vervolgd en veroordeeld wegens medewerking en medeplichtigheid aan export van cannabis. De rechter nam de redenering van het Openbaar Ministerie over dat ook deze medewerkers wisten dat de door hen verkochte cannabis over de grens meegenomen zou worden. Omdat de medewerkers niet in hoger beroep zijn gegaan is deze uitspraak onherroepelijk en daarmee staande jurisprudentie, betoogde Koos Zwart.
Zwart meent dat hiermee het weren van buitenlandse coffeeshopbezoekers op termijn onvermijdelijk is. Marc Josemans bracht hier tegen in dat het Openbaar Ministerie steeds duidelijk heeft gesteld dat het bij Checkpoint gaat om een zaak die uniek was voor Nederland. Dat zou betekenen dat andere coffeeshops geen risico lopen op dezelfde manier aangepakt te worden.
Los van de juridische finesses gaat het hier om een principiële kwestie, aldus Taskforce-lid Derrick Bergman (VOC): “We moeten af van de idiote redenering dat drie gram wiet verkopen aan iemand die daarmee naar het buitenland rijdt export is. Wat ik juist mooi vind aan de coffeeshop, met name in Amsterdam maar ook in andere steden: je komt er iedereen tegen. Inclusief mensen uit de hele wereld die graag bij ons in de coffeeshop komen. Dus ik blijf altijd mordicus en principieel tegen apartheid in de coffeeshop.”
Nog een argument tegen een wietpas om ‘buitenlanders’ te weren kwam van Myranda Bruin: “Mijn coffeeshop staat in de wijk Hillesluis met tachtig procent allochtonen, dat zijn niet allemaal genaturaliseerde buitenlanders. Die mensen die bij mij wat kopen, die rijden niet naar huis, dezelfde dag.” Koos Zwart legde uit dat in zijn voorstel het verbod op buitenlanders niet zou gelden voor zogenaamde verblijfstoeristen: “Het gaat dus niet om de toeristen die in Amsterdam in een hotel verblijven. Want die vertrekken de volgende dag niet, die exporteren niks, die roken die anderhalf of drie gram op. Ik zeg nog even duidelijk: de gemiddelde transactie van een gebruiker in de coffeeshops is tussen de twaalf en de veertien euro.”
Marc Josemans: “En toch ervaar ik zo’n voorstel als een te grote buiging richting het repressieve, dwingende optreden van dit kabinet. Waarom hebben wij überhaupt ons gedoogbeleid ingericht? Vanwege volksgezondheidsaspecten: een scheiding tussen hard- en softdrugs en decriminalisering van de cannabisconsument. Wat de PCN nu voorstelt is in feite: breng die beide grondbeginselen maar weer ten val. Want de scheiding tussen hard- en softdrugs is blijkbaar alleen voor ingezetenen van dit land belangrijk, maar niet voor iemand die in Luik woont of in Düsseldorf of Berlijn.”
Koos Zwart: “Ja, ze moeten zelf maar eens iets doen na 34 jaar!”
Marc Josemans: “Daar heb je zeker gelijk in. Maar waarom doen die landen niks? Ze zeggen allemaal: die coffeeshops, daar wordt zo over geklaagd bij jullie. Maar wij geven gemiddeld in het zuiden van het land drie tot vijf voorlichtingen per maand aan buitenlanders. Politiemensen, politici, hulpverleners: ze komen allemaal naar Maastricht, omdat ze graag willen kijken hoe dat nou in zo’n coffeeshop in Nederland gaat. Ze zijn er allemaal van gecharmeerd en niemand wil het. Vanwege het simpele feit dat als zij horen dat ik iets mag verkopen, maar strafbaar ben als ik datzelfde product inkoop, zij zeggen: zijn jullie helemaal gek? En ik begrijp dat zij zo redeneren. Dus zien zij momenteel meer brood in het Cannabis Social Club-model, waarbij iedereen zoals Joep heeft toegelicht, lid wordt en er per persoon wordt gekweekt. Maar wij zijn al een station verder in Nederland. Dus ik vind het voorstel van de PCN geen bijdrage aan de liberalisering, maar een beetje terugkruipen in de schulp. En dat vind ik zonde.”
Het ziet er naar uit dat de discussie over de wietpas op korte termijn beslecht zal worden: op 5 april is de laatste hoorzitting in de zaak Josemans/Easygoing bij de Raad van State. De uitspraak volgt daarna binnen zes weken. Koos Zwart hield voet bij stuk over de repercussies van het Checkpoint-vonnis: “We zullen iets moeten doen aan die dagvaarding. Het staat nu in de jurisprudentie en voor alle duidelijkheid: het staat ook in de richtlijnen van de Procureurs-Generaal. Want export van enige hoeveelheid is ten strengste verboden en kan bestraft worden met acht jaar. Dat is even veel als nationale cocaïnehandel. Tot aan Checkpoint is er geen vervolging ingesteld op export; de handhaving van die export vond plaats in België of in Duitsland. Dus de in beslag genomen goederen zitten in Berlijn en in Brussel. Wij weten niet hoeveel er geëxporteerd is, omdat de marechaussee dus niet op Nederlands grondgebied de spullen in beslag neemt. Dat duurt al 34 jaar en er komt een dag dat het paradijs over is. Dan is het afgelopen. Daar zijn we nu naar onderweg.”
Marc Josemans legde uit dat regulering van cannabis niet zal leiden tot een explosie van coffeeshops of andere verkooppunten. “Deze commissie is er in ieder geval zeker niet op uit om cannabis in de schappen van Albert Heijn of V&D terecht te zien komen. Het is een luxeproduct, maar het is nog steeds een drug en daar moet je op een bepaalde manier mee omgaan. Daar moet voorlichting, preventie et cetera op worden losgelaten, allemaal begrijpelijk, maar doe je het te krampachtig, dan krijg je een averechts effect.”
Hij citeerde een medewerker van George Bush: “Dat vind ik nog steeds een van de mooiste complimenten die we als Nederland ooit voor ons drugsbeleid hebben gehad. Hij zei: jullie Nederlanders verstaan de kunst om drugs boring te maken, saai. Ik denk dat het daar grotendeels om draait: haal de spanning van het product af, geef voorlichting en preventie en je zult zien dat je resultaten vele malen beter zijn dan wanneer je simpelweg zegt: nee, mag niet, willen we niet. Want dat laatste werkt nu eenmaal niet, dat kan iedereen die kinderen heeft je vertellen.”
Enkele deelnemers aan het debat gaven aan weinig problemen te hebben met het ‘staatswiet-concept’, dat door de Taskforce wordt afgewezen. Zeker als iedereen het recht krijgt om vijf planten te telen voor eigen gebruik, zou er minder behoefte zijn aan een ruim assortiment soorten bij de coffeeshop. “Ook de overheid kan rekening houden met de wensen van de consument”, aldus een recreatieve gebruiker uit Leeuwarden.
De Taskforce wees op de deels negatieve ervaringen met de medicinale cannabis van Bedrocan. Marc Josemans vroeg zich af waar de spreker ooit een klantvriendelijke overheid had gezien. Bovendien: verandering van spijs doet eten, zelfs -en misschien vooral- bij mensen die hun eigen wiet kweken. Ook hier kwam de vergelijking met alcohol voorbij: waarom wel tig soorten bier en duizenden soorten wijn en slechts een paar door de staat gekweekte wietsoorten?
Josemans stelde vast dat cannabis -uiteraard- ook buiten onze landsgrenzen op grote schaal te koop is: “Wij zijn zeker, zoals Koos Zwart zegt, gebaat bij de opening van een coffeeshop in Brussel en in Parijs en in Berlijn. Maar laat je niks wijs maken: ze zijn er al. Iedereen weet dat drugs overal ter wereld makkelijk verkrijgbaar zijn. Alleen hangt er geen bordje coffeeshop boven. Maar ik kan je zo meenemen en laten zien waar bij mij, net over de grens in Luik, gewoon volop coffeeshops zitten waar je terecht kunt. Er hangt alleen geen bordje coffeeshop op, dat is alles. En ze betalen geen belasting.”
Joep Oomen: “Nog even voor de volledigheid: waarom willen we die buiging niet maken? Omdat volledig duidelijk moet worden dat het probleem niet die voordeur is. Het steeds maar weer hameren op het afknijpen van de mogelijkheden voor mensen die een vraag naar cannabis hebben, het steeds verder onmogelijk maken of weren van die mensen en daar allerlei criteria voor op te stellen, dat geeft de publieke opinie steeds maar weer de indruk: het is een probleem dat er een vraag naar cannabis bestaat. Dat moeten we proberen te elimineren. Ik sprak net nog met een journalist die zei: als we die coffeeshops sluiten, dan is het probleem toch opgelost? Dat is een volledige drogredenering, want de vraag naar cannabis bestaat niet omdat er coffeeshops zijn. Die bestond daarvoor en die zal daarna bestaan, die bestaat in andere landen ook.”
“Zoals Marc zegt: er zijn genoeg coffeeshops in andere landen, maar daar staat niks op papier. Daar is helemaal niks voor geregeld, is helemaal geen zekerheid voor kwaliteit of wat dan ook. Dus we moeten juist het debat verschuiven naar die achterdeur: daar liggen de problemen, daar liggen de mogelijkheden om het beleid te verbeteren, te verfijnen. Daar wil men het niet over hebben, dus begint men over die voordeur. Dat is een principiële keuze en daarom willen we zeker duidelijk stellen: passen en afstandscriteria maken het probleem alleen maar erger, we moeten juist naar die achterdeur gaan kijken.”
Nuttige inbreng was er van René, werkzaam bij een coffeeshop in Stadskanaal. Hij hamerde op het begrip ‘consumentenrecht’ dat volgens hem veel centraler zou moeten staan in het reguleringsmodel. Ook vond hij dat er teveel bijzaken in het model staan. “Het gaat om de hoofdzaak. En die is naar mijn idee dat er geen enkel consumentenrecht is. Dat recht houdt op als jij de voordeur van die coffeeshop binnen stapt. Want alle verhalen over kwaliteit ten spijt: er is geen enkele controle op de kwaliteit. Je kan hem roken en dan kan je zeggen: hij is lekker of niet lekker, ik word er erg stoned van of wat minder. Je kan je THC-gehalte niet meten, want die dingen zijn er gewoon niet. Als je het aanbiedt aan een universiteit of aan het Trimbos Instituut of aan Bedrocan of aan Canna, dan reageert iedereen alsof je ze radioactief materiaal aanbiedt. Zo is het, je kan helemaal niks. Je kan zelfs gifstoffen niet checken. Dat vind ik een hoofdzaak. Er is zoiets als consumentenrecht, dat gaat door al die dingen heen.”
René stelde daarnaast voor een citaat toe te voegen uit een onderzoek van het RIVM uit 2000, ‘Het pad naar de achterdeur’: “Een van de mooiste uitspraken uit dat onderzoek is dat het overgrote deel van de cannabisgebruikers stopt voor hun dertigste jaar met gebruiken, zonder ooit met hard drugs in aanraking gekomen te zijn. Zet dat nou alsjeblieft in dat stuk, want dat is dus de verdienste van de coffeeshop. Van niets anders dan de coffeeshop.”
De discussie spitste zich later toe op de wenselijkheid van het in dienst nemen van kwekers door coffeeshops versus een meer marktconforme benadering met vergunningen voor kwekers. Koos Zwart vertelde over het pionierswerk van volkgezondheidsminister Els Borst, die testen op THC door het Trimbos Instituut mogelijk maakte, zij het op zeer beperkte schaal. Hij verklaarde waarom hij na 400 ‘Beursberichten voor hasj en wiet’ op de VARA Radio stopte met deze nuttige service voor de cannabisconsument. “Niet omdat het verboden werd, maar omdat ik geen zin had om er tot mijn vijfenzestigste mee door te gaan.”
Het verstrekken van dergelijke productinformatie -via radio of andere kanalen- is sinds 1976 verboden ingevolge artikel 3b van de Opiumwet. Een concessie van Koos’ moeder Irene Vorrink, toen minister van Volksgezondheid, ‘met de uitdrukkelijke connotatie dat deze wet nimmer op mij van toepassing zou zijn’, aldus Zwart. “Aangezien het toen ging om de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting. Ik had geen zin om tot mijn 65e door te gaan als enige in Nederland die dat zou mogen. Want de Procureurs-Generaal hadden duidelijk laten weten: we weten dat je het doet en we komen je niet oppakken. Want dan krijgen we de hele grondwet op onze smoel. Dit even voor de juistheid van de gegevens.”
Joep Oomen vertelde over de situatie in België waar de VZW (Vereniging Zonder Winstoogmerk) Trekt Uw Plant inmiddels tientallen leden voorziet van collectief geteelde cannabis. Dit is mogelijk sinds een justitiële richtlijn uit 2007, die volwassen Belgen het recht geeft drie gram cannabis en één vrouwelijke plant in bezit te hebben. “Je hoeft het ook niet af te geven: dat is dus verder dan gedogen. Ze kunnen het niet afpakken.” De kwekers die samenwerken met Trekt Uw Plant, telen die ene plant voor een aantal leden tegelijk.
Trekt Uw Plant is twee keer in hoger beroep vrijgesproken door de rechter en kan op dit moment uitstekende kwaliteit leveren voor vier euro per gram; fors goedkoper dan de prijs in de Nederlandse coffeeshops. Nog steeds verboden is het bieden van gelegenheid tot het consumeren van cannabis.
Oomen: “Je mag in België niet een ruimte ter beschikking stellen voor gebruik van cannabis of andere illegale middelen. Dus daar zijn we mijlenver van een situatie waarin coffeeshops bestaan, waar mensen gewoon langs kunnen lopen en achter de ruit mensen kunnen zien blowen. Dat zal in België de komende jaren zeker niet het geval zijn, dat is uitgesloten. Maar dat kan in Nederland wel en het is belangrijk dat dat wordt vastgehouden. Want dat is heel belangrijk om het verschijnsel cannabis, cannabisgebruik als een normaal, volledig in de samenleving geïntegreerd verschijnsel vast te houden. Als je dat opgeeft, als je gaat zeggen: het moet weer achter gesloten deuren, je moet lid zijn en een pasje hebben, dan ga je dingen opgeven die volkomen normaal zijn, die ook helemaal geen schade berokkenen en die heel erg bijdragen aan de tolerantie, aan het aanvaarden van het verschijnsel op zich. Dus dat is voor Nederland een rare stap achteruit.”
Over één ding bleken Koos Zwart en Marc Josemans het tegen het einde van de middag roerend eens te zijn: het opportuniteitsbeginsel kan ook worden ingezet om de achterdeur te reguleren. Josemans: “Goed dat je het nog even aanvult en benadrukt: het is natuurlijk zo dat hetzelfde opportuniteitsbeginsel dat ons altijd, zeker in het buitenland, een goed verweer heeft gegeven als verklaring waarom wij coffeeshops hanteren, dat zelfde beginsel kan ook heel goed dienen om een goede verklaring af te geven naar het buitenland waarom je ook een gereguleerde kweek ten behoeve van die coffeeshops installeert. Dat is zeker heel belangrijk: we zullen het met dikke vette koeienletters opnemen.”
Het enerverende debat werd afgesloten door Joep Oomen, met een paar opmerkingen over de geplande marsroute van de Taskforce Handhaving Cannabis. “Over twee weken zijn we in Den Haag, 21 maart, daarna gaan we de definitieve versie formuleren. Die zal op 16 mei tijdens het Cannabis Tribunaal, live te volgen op internet, gepresenteerd worden. Wij hopen dan een voorstel te hebben waarmee we de politiek in kunnen. Daarbij zal de strategie zijn om zoveel mogelijk woordvoerders van Tweede Kamerfracties te spreken, met hen een heel eerlijk, open gesprek te voeren om te kijken over welke punten in het model wij het eens kunnen worden.”
“Zo hopen we bij elke partij wel aanknopingspunten te vinden waarbij er sprake is van een gemeenschappelijke deler. Er zijn altijd partijen die dat af zullen wijzen, de SGP, de CU en de PVV waarschijnlijk, die moeten daar niks van hebben. Maar dan hebben we toch een minderheid ofwel een meerderheid die zich in een of andere vorm van een regulerinsmodel kan vinden. Dat kan de politieke druk verhogen. Als blijkt dat tachtig procent van de Tweede Kamer eigenlijk achter het model of een soort van regulering staat, dan kan het niet lang duren voordat dat ook in de Kamer moet worden behandeld. Dat is de strategie, we proberen dat zo transparant mogelijk te doen. Dus ik hoop dat iedereen betrokken blijft en in ieder geval kan blijven volgen. En hopelijk kunnen we binnenkort een streep trekken door het verschrikkelijke verbod.”
Comment (1)
Anita 08/03/2011 at 8:59 pm
Zo, nu weet ik weer hoe een goed verslag eruit ziet.
Allemachtig prachtig.
Mijn complimenten en veel dank.